Filosoof Cor Gordijn en natuurkundige Jelle Brill geven hun visie op 'de schwarzschild solution'
Horizon
      Tot waar kun je kijken, denken en  spreken?
    In  dit stukje wil ik ingaan op de metafysische achtergronden van dit kunstwerk en  van kunst in het algemeen. Nu is de metafysica misschien wel het moeilijkste en  meest abstracte onderdeel van de filosofie en dus zal het lastig zijn het kort  te houden. Toch wil ik graag een voorzichtige poging wagen iets zinnigs te  zeggen over metafysica en kunst. Ik zal hier en daar vast wat kort door de  bocht gaan en er misschien soms uitvliegen. Ik zal waarschijnlijk meer vragen  stéllen dan beantwoorden, meer problemen opwerpen dan oplossen; maar ach… is  dat niet de belangrijkste taak van de filosofie?
      De  uitnodiging die u heeft ontvangen sloot af met een intrigerende, ietwat  merkwaardige, bijna mysterieuze zin: “wie kijkt ziet… misschien”. Wat wordt  hiermee bedoeld? Wat kunnen we zien? Waarom ‘misschien’? Hoever moeten we  kijken, hoever moeten we denken, om te kunnen zien? Tot waar kúnnen we kijken?  Wat is de grens? Wat is de grens van kijken, denken en spreken? Deze lastige  vragen overvielen mij op bij het zien van het kunstwerk en het lezen van de  kaart.
      Laten  we het voorlopig concreet proberen te houden. Kun je bijvoorbeeld verder kijken  dan de horizon? Je kunt je afvragen of de horizon eigenlijk wel bestaat. Je zou  kunnen zeggen: ja, natuurlijk bestaat de horizon. Ga maar eens naar het strand en  je ziet de horizon als een streep in de verte. En als je heel goed kijkt: als  een kromming. Probleem is alleen: als je bij die streep, die kromming probeert  te komen, schuift hij steeds een stukje op. De horizon is ongrijpbaar en  bestaat blijkbaar toch niet helemaal op dezelfde wijze als een tafel en een  stoel.
      Bestaat  dit kunstwerk dan wel of dezelfde wijze als een tafel en een stoel? Lastige  vraag. In eerste instantie zou ik zeggen van wel, want ik kan het kunstwerk zien  en vastpakken, precies zoals bij een tafel en een stoel. Ik kan het waarnemen.  Maar kan ik het ook op dezelfde wijze denken? Is mijn denken over dit kunstwerk  op dezelfde wijze begrensd als het denken over een stoel? Niet helemaal, denk  ik. Kunstwerken zijn namelijk vaak bedoeld om ‘mooi’ gevonden te worden. Of  interessant. Of verrassend. Of van alles tegelijk. Kunstwerken roepen vaak  vragen op. En dit kunstwerk zeker. De meeste stoelen -ik geef toe niet alle- maar  de meeste stoelen zijn vooral bedoeld om op te zitten.
      Bestaan  ‘schoonheid’, ‘interessantheid’ en ‘verrassendheid’ dan dus niet op dezelfde  wijze als ‘zitten op een stoel’? Dat is een lastige vraag. De beroemde filosoof  Ludwig Wittgenstein heeft over een dergelijke kwestie een briljant boek geschreven:  de Tractatus Logico-philosophicus,  misschien kent u het wel. Wittgenstein stelt in dit boek dat de wereld alles  is, wat het geval is. De werkelijkheid is de optelsom van feiten, van dingen  die je kunt waarnemen en wetenschappelijk kunt beschrijven; waarover je ware  uitspraken kunt doen. Daarom zou Wittgenstein zeggen dat ‘zitten op een stoel’  bestaat; het zal ons weinig moeite kosten vast te stellen, eenduidig te definiëren,  wat dat is, ‘zitten op een stoel’.
      Bij ‘schoonheid’,  ‘interessantheid’ en ‘verrassendheid’ is dat een heel stuk lastiger, zo niet  onmogelijk. ‘Schoonheid’, ‘interessantheid’ en ‘verrassendheid’ bestaan volgens  Wittgenstein dan ook niet op dezelfde wijze; het zijn geen feiten, het zijn  meningen. Iedereen heeft zo zijn eigen opvattingen over wat mooi is, verrassend  of interessant. Wittgenstein stelt dat wetenschappers over dit soort zaken dan  ook onmogelijk iets zinnigs kunnen zeggen. Het zijn zaken die voorbij de  grenzen van het menselijk kenvermogen, voorbij onze horizon liggen. En aangezien  de grenzen van onze wereld volgens Wittgenstein worden bepaald door de grenzen  van onze taal, is het volgens hem gepaster over deze kwesties te zwijgen. De  beroemde slotzin van de Tractatus luidt dan ook: “Wovon man nicht sprechen kann, darüber muss man schweigen”.
      Moeten  we over dit kunstwerk dan maar zwijgen? Nee, zeker niet, want Wittgenstein  bedoelde namelijk dat er andere manieren zijn om het ‘onzegbare’ (hij noemde  het ‘het mystieke’) tot uitdrukking te brengen: religie, ethiek en… kunst.  Kunst is wellicht dé mogelijkheid om voorbij de grenzen van onze werkelijkheid  te kijken en te denken. “De kunst vliegt en de wetenschap gaat op krukken,” leerde  de Franse schilder Georges Braque ons al. Of in de woorden van de filosoof  Albert Camus: “Als de wereld begrijpelijk was, zou er geen kunst bestaan.”
      Een  kunstenaar als Iona kan ons voorbij de menselijke horizon brengen, een horizon  die met de wetenschappelijke blik niet passeerbaar is. Dat wetenschappers  wellicht niets zinnigs kunnen zeggen over dit kunstwerk, weerhoudt óns er niet  van het kunstwerk te ervaren, te denken en te beoordelen.
      Misschien  moeten we daarom, om met de fenomenoloog Husserl te spreken, ‘de wereld even  tussen haakjes zetten’ om het wezen van dit kunstwerk te kunnen aanschouwen. In  het spel van vorm en materiaal toont dit kunstwerk iets wat zich aan een  wetenschappelijk analyse van feiten onttrekt. Zoals de dichter Belcampo eens  schreef: “Kunst begint waar de waarheid ophoudt.” Een goed kunstwerk heeft een  suggestieve kracht, die wellicht tal van vragen bij u oproept, zonder deze te  beantwoorden. 
      De  vraag blíjft natuurlijk: wat zien we, als we de wereld even ‘tussen haakjes  zetten’? Ziet u: een toeter, een stuk van de Eiffeltoren, een hoorn, een lampenkap  of misschien een halve zandloper, een half klokhuis, een kooi, een zwart gat of  misschien een kromming van ruimte en tijd? Wat is de essentie van dit  kunstwerk?
      In navolging  van Aristoteles stelde Immanuel Kant dat het wezen, de essentie van een  kunstwerk is gelegen in het genot van de schoonheidservaring. Kunst en  eigenlijk alles wat een schoonheidservaring in ons teweegbrengt, kenmerkt zich door  een ‘belangeloos welbehagen’, zonder doel en zonder begrip. Het enige doel van  schoonheid is de schoonheidservaring zelf. Maar terwijl schoonheid in de natuur  een begrensde vorm heeft, kenmerkt goede kunst zich juist door mateloosheid.  Dit noemt Kant het ‘sublieme’, het ‘verhevene’.
      Het  sublieme beperkt zich niet tot de wereld van de verschijnselen, de zintuiglijk  waarneembare wereld. Het overweldigt ons juist doordat het ons in aanraking  brengt met de bovenzintuiglijke, noumenale wereld. En het is de  scheppingskracht van het artistieke genie die door zijn (of haar) vrije  creativiteit een relatie legt tussen verbeelding en verstand. Of eigenlijk: ons  voorbij de grenzen van ons verstand brengt, de grenzen doorbreekt en ons iets  toont waar simpelweg (nog) geen begrip voor is. “Al wat in kunst belangrijk is,  ligt voorbij de woorden,” stelde de eerder genoemde schilder Braque. “Wie  kijkt, ziet… misschien,” staat er op de uitnodiging. Volgens Kant ziet u  mogelijk iets waar nog geen begrip voor is, wat u (nog) niet kunt duiden, juist  omdat het voorbij onze horizon ligt.
      Dit  kunstwerk speelt een opmerkelijk spel met ons. Het kunstwerk kun je zien als  een soort van ‘mededeling’, een ‘statement’ van de spreker, de kunstenaar aan  ons het publiek, de beschouwer, de luisteraar. Maar de spreker heeft zich in  zekere zin teruggetrokken en ons achtergelaten met een mededeling die niet  eenduidig is, die vragen oproept en het is niet helemaal duidelijk welk  antwoord van ons wordt verwacht. Wij worden geacht een spel te spelen, waarvan  de regels niet vastliggen.
      Het  is maar zeer de vraag of voor het spel dat dit kunstwerk met ons speelt, de bespiegelingen  van Kant wel opgaan. Want hij heeft het immers vooral over de  schoonheidservaring en de vraag is of het hier eigenlijk wel om esthetiek, om  schoonheid draait? Misschien moeten we daarom nogmaals de vraag te stellen: wat  zien we? Wat zouden we kunnen zien?
      Veel  moderne denkers, onder wie wetenschapsfilosoof Thomas Kuhn, zouden zeggen dat dat  wat we kúnnen zien, juist altijd wordt begrensd, begrensd door ons denkkader,  ons paradigma, onze horizon. Of we in dit kunstwerk een ruimte-tijdkromming  kunnen zien, kortom hoe we dit kunstwerk duiden, hangt af van het denkkader  waarin we ons bevinden. Het paradigma bepaalt hoe je denkt over ruimte en tijd.  En dus ook hoe je denkt over dit kunstwerk.
      In  zijn latere werk concludeert ook Wittgenstein dat alles wat we zintuiglijk  ervaren wordt bepaald door de context, door de praktijk. Terwijl Kant juist  benadrukt dat het kunstwerk aan iedere vorm van begrip ontsnapt, maken moderne denkers  zoals de latere Wittgenstein, Quine, Foucault en Derrida duidelijk dat onze  ervaring juist altijd door ons begrippenkader wordt gestructureerd. En mijn  favoriete filosoof Gadamer stelt dat iedere ervaring, iedere interpretatie via  een cirkelvormig hermeneutisch proces tot stand komt, een wisselwerking waarbij  het deel (dit kunstwerk) wordt bepaald door het geheel (de wereld om ons heen)  en andersom.
      Als  dat zo is, dan is dit werk niet alleen een product van Iona, maar tevens een  product van uw eigen voorstelling, uw eigen verbeelding. Uw interpretatie komt  tot stand op basis van indrukken die u ontvangt, in dit geval van het  kunstwerk, die u vervolgens door de bril van uw begrippen, uw taal, uw cultuur  en uw denken structureert. In dat geval bent u niet slechts de beschouwer van  dit object, maar maakt u er zelf deel van uit! U bepaalt zelf wat u ziet.
      Interessant  is, dat Kuhn ook ruimte laat voor zogenaamde anomalieën: zienswijzen van  andersdenkenden, visies die niet passen binnen het bestaande denkkader. Zienswijzen  die afwijken van de norm en ons juist daardoor een nieuwe blik op de werkelijkheid  geven, voorbij de grenzen van ons denken. 
      Misschien  moeten we juist met deze gedachte terugkeren naar de beginvraag: tot waar kun  je kijken, spreken en denken? Kun je verder kijken dan de horizon? Kun je  buiten de kaders van je paradigma denken?
    Ik  hoop een beetje duidelijk te hebben gemaakt dat dit kunstwerk een ingewikkeld  spel met ons speelt. In dit spel markeert het kunstwerk niet alleen de grens,  de horizon van onze wereld, maar creëert het, opent het, misschien wel een  nieuwe werkelijkheid. Misschien vraag het ons onze horizon te passeren. Ik  nodig u dan ook van harte uit een poging te wagen om buiten uw kaders te  stappen, de ‘wereld tussen haakjes’ te zetten,uw grenzen te verleggen en  verder te kijken dan uw eigen horizon. 
 
Wie kijkt, ziet… misschien.
Cor Gordijn, februari 2012
Het is onmogelijk om een kunstwerk te begrijpen of te  verklaren. Toch denk ik dat het iets toevoegt als je een kunstwerk op een  nieuwe manier kunt bekijken. Een van die manieren wordt ingegeven door de  natuurkunde, en wel de relativiteitstheorie.
Graag wil ik jullie vandaag uitleggen hoe ik als  natuurkundige naar dit kunstwerk kijk. Daarvoor moet ik jullie meenemen naar de  basis van de relativiteitstheorie van Einstein.
Als ik u de vraag stel: `waar bent u nu?', zult u  waarschijnlijk antwoorden met:
  'in een atelier", 'in het centrum van Den Haag' of  'ten zuiden van Amsterdam'. Altijd wordt de  positie gegeven ten opzichte van een ander punt. In andere woorden: `plaats' is  een relatief begrip.
Dit gegeven zal weinigen verbazen. Dat ook snelheid relatief is, is moeilijker te bevatten. Met een voorbeeld zal duidelijk worden dat ook snelheid relatief is. U zit in een trein (trein A) op het station, en wacht tot de trein gaat rijden. Op een gegeven moment kijkt u naar buiten en ziet een andere trein (B) voorbijkomen. U concludeert, onbewust, dat uw trein is weggereden. Kijkt u echter uit het andere raampje, dan ziet u het perron gewoon stilstaan. Nu begrijpt u dat trein B reed, en u al die tijd stil stond. Hiermee wordt geïllustreerd dat het voor een waarnemer onmogelijk is te bepalen wat zijn snelheid is. Alleen de snelheid ten opzichte van een andere voorwerp kan worden bepaald. In dit voorbeeld: De trein B heeft een snelheid ten opzichte van u. Maar een waarnemer in de trein B zal zeggen: trein A heeft een snelheid ten opzichte van mij. Beide waarnemers hebben gelijk. We moeten concluderen dat snelheid relatief is.
De naam `relativiteitstheorie' is eigenlijk een misleidende  naam. Einstein stelt namelijk in zijn speciale relativiteitstheorie dat  de lichtsnelheid (in tegenstelling tot `gewone' snelheiden) absoluut is.  Of een waarnemer nu in een snel ruimteschip zit of `stilstaat' op aarde, de  lichtsnelheid is altijd hetzelfde. Deze aanname zorgt voor allerlei vreemde  fenomenen, zoals het trager lopen van klokken in snelle treinen. Deze fenomenen  ervaren wij als vreemd, omdat ze tegen onze intuïtie ingaan. Deze intuïtie is  ontstaan door jaren ervaring met treinen met zeer beperkte snelheden (ten  opzichte van de lichtsnelheid).
  In een ander universum waar de lichtsnelheid veel kleiner is,  zouden wij de relativiteitstheorie als `normaal' ervaren.
De regels van bovenstaande speciale relativiteitstheorie  beschrijft de ervaring van waarnemers in een wereld zonder zwaartekracht. Wij  mensen ervaren altijd de zwaartekracht van de aarde. Een nieuw  gedachtenexperiment is nodig om verder te komen. 
  Stelt u zich voor dat u in een lift staat, en dat de kabels van de lift breken.  Tijdens de val bent u `gewichtloos', er werkt geen opwaartse kracht op uw  voeten. Einstein stelt voor om deze toestand van vrije val te bestempelen als  de natuurlijke beweging. Een beweging van een voorwerp waarop geen krachten  werken. De effecten van de zwaartekracht weet hij in de geometrie van de ruimte  te vertalen. Vanaf nu is de zwaartekracht geen kracht, maar een kromming van de  ruimte (eigenlijk ruimte-tijd). Nadat Einstein een vergelijking had  opgeschreven om het effect van massa op de ruimte te beschrijven, zie  afbeelding 1, duurde het bijna een jaar voordat er een oplossing voor de  vergelijking werd gevonden. Terwijl Schwarzschild namens Duitsland vocht aan  het oostfront, vond hij een exacte oplossing die de ruimte-tijd rond een ster  beschrijft. Onbedoeld had hij daarmee ook een hele speciale oplossing gevonden:  een zwart gat.
  
Afbeelding 1: De Einsteinvergelijking. De linkerkant van de vergelijking beschrijft de kromming van de ruimte, de rechterkant beschrijft de verdeling van massa en energie.
  Een zwart gat is een plaats in de ruimte waar de kromming zo  groot is, dat zelfs licht niet meer kan ontsnappen. Als een voorwerp in een  zwart gat valt, kan het nooit meer terugkomen. Dit kunstwerk geeft een  impressie van de kromming van de ruimte op één bepaald tijdstip. Ook de spiegel  heeft betekenis. De exacte oplossing van de Einsteinvergelijking voorspelt een  `gespiegeld' heelal aan de andere kant van het zwarte gat. Het is theoretisch  onmogelijk om dit heelal te bereiken, of er überhaupt mee te communiceren.
Op de website van |elders is een verklaring van de naam witte vertraging te vinden:
witte vertraging
  De tijd rondom het kunstwerk komt tot rust; 
  we ontmoeten het werk, we voeren het gesprek;
  we kijken en onderzoeken, zonder een waarheid te wensen;
  we omcirkelen het mysterie van het kunstwerk en raken langzaamaan betoverd.
Dit kunstwerk zou er niet beter bij kunnen aansluiten. Voor een waarnemer op gepaste afstand van een zwart gat lijkt de tijd steeds langzamer te gaan naarmate men dichter bij het zwarte gat kijkt. Op de plaats van de horizon, de uiterste grens waarvandaan niets ooit terug kan keren), staat de tijd zelfs stil.
Met deze gedachten hoop ik dat u op een andere manier naar het kunstwerk kunt kijken.
Jelle Brill, februari 2012
| |elders . | kunstenaarsinitiatiefelders@gmail.com ....| ....06 33978122 |